20: Stad of platteland?

Stad.
Platteland.
Zodat ik op de fiets kan stappen en in een paar minuten bij de HEMA, Appie en Etos ben.
Op het brommertje of met het autootje naar het volgende dorp tuffen of juist scheuren voor de boodschappen.
Een leuk, schattig, stads huis.
Een ruim huis met grote garage.
Met een leuk schuurtje of tuinhuisje in de tuin.
Waar gesleuteld kan worden aan de brommers.
In de huiskamer een mooie brocante kast waar mijn servies met bloemetjes staat.
In huis een strakke inrichting.
Het servies geërfd van oma.
Modern en minimalistisch.

In de gang kleine fotolijstjes gevuld met verschillend bloemetjes behang.
Aan de muur een grote, platte televisie.
Een zacht bank met kussens.
Een strakke bank, leer. Van Gispen.
Een houten eetkamertafel met verschillende houten stoelen omheen geplaatst.
Een granieten blad op de eetkamertafel omringd door leren stoelen.
Op de eetkamertafel een vaas met verse bloemen.
Enkel een aluminium fruitschaal op tafel.
En de tuin, groene planten en veel planten met bloemetjes.
Strak. Zo min mogelijk onderhoud.
Potten met geraniums en boompjes met roosjes.
Grote tegels die leiden naar een zwembad.
En voor het huis, potten met verschillende bloemetjes en een brocante bankje.
Voor het huis een grote oprit voor de auto.
….
….

Zullen ze er ooit uitkomen?
Zij, helemaal weg van het knusse en gezellige van in de stad wonen en de romantische inrichting met brocante en bloemetjes.
Hij woont het liefst in een weide omgeving met ruimte voor zijn brommers en wenst een strakke en moderne inrichting.

Soms hebben ze het er wel eens over.

Wanneer ze een city trip doen in eigen land.
Dan verwondert zij zich over de schattige hofjes, is zij enthousiast over al die potten met bloemen die in de straat staan en het gezellig en fleurig maken.
Zie je hem zoeken naar de garage voor zijn brommers en vraagt hij zich hard op af hoe hij die smalle straatjes met zijn auto door moet komen.

Zullen ze er ooit uitkomen?

Ach, ze zijn nog niet zo ver.
Zij geniet nog in haar eigen kamertje van bloemetjes behang en hij van zijn moderne inrichting.
En als ze wel zo ver zijn, komen ze er vast wel samen uit.
Voorlopig wonen ze nog ieder in hun eigen dorp.
Zij in een ‘bollendorp.’
Bij hem in het dorp zijn ze meer van de snijbloemen.
Hij tuft in zijn blauwe Daf naar haar toe.
Met soms een bosje bloemen op de achterbank. Zo maar. Voor haar.
En zij rijdt in haar groene koekblik naar hem toe.
Met een bloemenslinger op de hoedenplak.