‘Lekkere visjes! 2 haring voor €4.50!’
‘Verse broden! 2e voor de halve prijs!’
‘Mooie kippetjes! Rechtstreeks van de grill!’
‘Zonnebloemen, 3 bossen voor €5.00!’
‘Ken ik je ergens mee helpuh meissie?’
‘Graag drie bossen zonnebloemen meneer.’
‘Drie bossen zonnebloemen voor mevrouw. Kijk eens an, dat is dan vijf eurootjes.’
‘Dank u wel en alstublieft’
‘Graag gedaan meissie, en nog een mooie dag.’
‘Dank u wel, een fijne dag, tot ziens.’
Thuis zoekt ze een grote vaas voor de zonnebloemen
Terwijl ze de bloemen schikt in de vaas denkt ze terug aan haar basisschooltijd.
Iedereen moest een potje meenemen die op school gevuld werd met aarde. Daarna werden de zonnebloemzaadjes uitgedeeld. Voorzichtig werden deze in de aarde gestopt.
De eerste weken stonden de potjes in het raamkozijn op school. Langzaamaan ontwikkelde de zaadjes zich en hier en daar kwam een groen puntje boven de aarde uit.
Maar niet bij haar. Bij haar bleef het een zwarte oppervlakte.
De potjes moesten mee naar huis: als de zonnebloem groot genoeg was, moest je deze namelijk in de grond zetten in de tuin.
Ze nam het potje mee en zocht een zonnig plekje.
Elk ochtend, middag en avond keek zij bij het potje. Maar het bleef een zwarte oppervlakte.
Van haar vriendinnen hoorde ze hoe hoog hun zonnebloemen al waren. En in de klas werd een lijst bijgehouden. Maar bij haar bleef het een zware oppervlakte.
Aan het einde van het schooljaar ging de meester bij de leerlingen thuis langs: om de zonnebloem op te meten en te bepalen wie de wedstrijd had gewonnen.
‘Bij mij hoeft u niet langs te komen meester: er is bij mij geen zonnebloem gaan groeien….’
Als troostende gedachte.
Later, als ik een eigen huis en tuin heb, plant ik zonnebloempitjes en zal ik drie, mooie, hoge zonnebloemen in mijn tuin hebben staan.
Want dan zal er altijd een klein zonnetje in haar tuin zijn.
‘Verse broden! 2e voor de halve prijs!’
‘Mooie kippetjes! Rechtstreeks van de grill!’
‘Zonnebloemen, 3 bossen voor €5.00!’
‘Ken ik je ergens mee helpuh meissie?’
‘Graag drie bossen zonnebloemen meneer.’
‘Drie bossen zonnebloemen voor mevrouw. Kijk eens an, dat is dan vijf eurootjes.’
‘Dank u wel en alstublieft’
‘Graag gedaan meissie, en nog een mooie dag.’
‘Dank u wel, een fijne dag, tot ziens.’
En daar fietst ze. Met drie bossen zonnebloemen in haar mand. Een flinke bos zo bij elkaar. Ze dacht nog ‘Ik krijg straks vast maar zes stelen.’ Maar nee, het zijn er vijftien in totaal. Vijftien lange, groen stelen. Met grote groene bladeren. En aan het einde van die steel een mooi bloem bestaande uit kleine gele blaadjes en een donker bruin hart.
De zonnebloem doet haar altijd aan de zomer denken.
Zo vrolijk, rond en geel als de zon. Thuis zoekt ze een grote vaas voor de zonnebloemen
Terwijl ze de bloemen schikt in de vaas denkt ze terug aan haar basisschooltijd.
Ze zat in groep 7 of groep 8.
Er werd een wedstrijd gehouden: wie de hoogste zonnebloem kon kweken.Iedereen moest een potje meenemen die op school gevuld werd met aarde. Daarna werden de zonnebloemzaadjes uitgedeeld. Voorzichtig werden deze in de aarde gestopt.
De eerste weken stonden de potjes in het raamkozijn op school. Langzaamaan ontwikkelde de zaadjes zich en hier en daar kwam een groen puntje boven de aarde uit.
Maar niet bij haar. Bij haar bleef het een zwarte oppervlakte.
De potjes moesten mee naar huis: als de zonnebloem groot genoeg was, moest je deze namelijk in de grond zetten in de tuin.
Ze nam het potje mee en zocht een zonnig plekje.
Elk ochtend, middag en avond keek zij bij het potje. Maar het bleef een zwarte oppervlakte.
Van haar vriendinnen hoorde ze hoe hoog hun zonnebloemen al waren. En in de klas werd een lijst bijgehouden. Maar bij haar bleef het een zware oppervlakte.
Aan het einde van het schooljaar ging de meester bij de leerlingen thuis langs: om de zonnebloem op te meten en te bepalen wie de wedstrijd had gewonnen.
‘Bij mij hoeft u niet langs te komen meester: er is bij mij geen zonnebloem gaan groeien….’
Met een glimlach zet ze de zonnebloemen op tafel.
Ze weet nog dat haar moeder zei dat er vast iemand was geweest die de zaadjes eruit had gehaald. Als troostende gedachte.
Deze gedachte aan de zonnebloem zal altijd blijven.
Als ze op de fiets zit en langs een tuin met hoge zonnebloemen rijdt, komt haar herinnering weer naar boven. Maar denkt zij ook met een glimlach: Later, als ik een eigen huis en tuin heb, plant ik zonnebloempitjes en zal ik drie, mooie, hoge zonnebloemen in mijn tuin hebben staan.
Want dan zal er altijd een klein zonnetje in haar tuin zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten